Naast deze zichtbare en hoorbare fysieke bijverschijnselen kunnen er ook verborgen bijverschijnselen zijn: vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, een verminderd zelfvertrouwen en angst om te spreken. Stotteren kan de communicatie en het zelfbeeld van de persoon die stottert ernstig verstoren.
Over de oorzaak van stotteren zijn in de loop der tijd verschillende theorieën beschreven. Vroeger dacht men dat stotteren vooral aangeleerd gedrag was. Tegenwoordig wordt stotteren gezien als een aanleg in de hersenen tot het anders aansturen van de spraakmotorische processen. Deze processen hebben te maken met de ademhaling, stemgeving en articulatie. Emoties en gedachten rond het spreken, alsook omgevingsfactoren, zijn hierop van invloed en kunnen de aard en ernst van het stotteren veranderen.
Ontwikkelingsstotteren
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zes jaar, maar het kan zich ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit, ontwikkelen. Bij een grote groep jonge kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommige jonge kinderen is logopedische behandeling nodig. Wij kijken dan naar de aanwezigheid van risicofactoren die de kans op blijvend (chronisch) stotteren vergroten. Het is dan belangrijk om snel en op jonge leeftijd het stotteren te observeren om samen te kunnen beslissen of monitoren voor stotteren van voorbijgaande aard of therapie de beste optie is. Indien beginnen met therapie de beste optie is, is het verstandig om hier dan ook snel en op jonge leeftijd mee te beginnen. Dit verhoogt de kans op stotteren van voorbijgaande aard.
"stotteren kan de communicatie en het zelfbeeld van de persoon die stottert (pds) ernstig verstoren"
Neurogeen stotteren
Neurogeen stotteren is een vorm van stotteren die ontstaat na een hersenbeschadiging, bijvoorbeeld door een beroerte. Maar ook na een hersentrauma of als gevolg van een degeneratieve neurologische aandoening zoals de ziekten van Alzheimer, Parkinson en Huntington. Deze vorm van stotteren komt dus vooral voor bij volwassenen.
In ongeveer 50% van de gevallen komt deze vorm van stotteren samen voor met afasie of dysartrie, soms ook met verbale apraxie. Om het onderscheid te kunnen maken tussen deze vorm van stotteren en ontwikkelingsstotteren is vooral het moment van ontstaan en de ziektegeschiedenis van de persoon die stottert van belang.
Typisch is ook dat bij neurogeen stotteren de stottermomenten kunnen voorkomen op alle plaatsen in een woord en niet (vrijwel) alleen op de beginklank of de eerste lettergreep, zoals bij ontwikkelingsstotteren.
Documenten
Wil je weten wat wij voor jou kunnen betekenen?
